Maud had er een nachtje over geslapen – maar eigenlijk had ze nauwelijks geslapen. Er waren zoveel gedachten door haar hoofd gegaan. Over haar ouders, haar familie. Hoe zou het met ze zijn? Maar wilde ze hen wel zien? Maud had werkelijk geen idee. Maar hoe kon ze erachter komen als ze het niet zou proberen?
Maud had een hotelkamer gereserveerd voor twee nachten. Ze was van plan om de volgende dag bij haar ouderlijk huis te gaan kijken, maar ze wist niet wat ze daar aan zou treffen. Zouden haar ouders er nog wonen? Of de buren? Zou iemand haar herkennen? Maud wist niet of ze dat wel wilde. Ze was inmiddels wel nieuwsgierig geworden naar haar eigen ouders. Ze had ze al vijftien jaar niet gezien of gesproken, dus ze zouden flink ouder geworden zijn. Maar ze dacht vooral aan haar broers, al verwachtte ze niet dat die alle drie nog thuis zouden wonen. De oudste zou nu eenendertig zijn, en de jongste zo’n zes jaar jonger. Hoe zou het met ze gaan? Maud realiseerde zich meer en meer dat ze steeds vaker aan haar familie dacht, en ze wist niet wat ze daarmee moest. Ze had nooit meer iemand gesproken, alleen nog een paar keer haar beste vriendin. Hoe zou het daarmee zijn? Maud wist dat ze die antwoorden alleen kon vinden door langs te gaan.
Het had lang geduurd, maar halverwege de middag had Maud eindelijk de bus genomen richting haar ouderlijk huis. Ze had geen idee wat ze daar zou gaan zien, maar nu ze zo dichtbij was en tegenwoordig zo vaak aan haar familie dacht, kon ze niet anders dan langsgaan. Al zou het alleen maar zijn om te kijken.
De bushalte twee straten van het huis vandaan was er nog steeds, en dat was de halte waar Maud uitstapte. Normaal gesproken was Maud niet zo blij met de regen, maar nu kon ze zich grotendeels verbergen achter de paraplu die ze mee had genomen.
In de straat zelf was niet veel veranderd. Enkele voortuinen waren anders, en er was een extra hegje geplant naast de stoep, maar de rest van de straat was nog steeds zoals het in Mauds herinnering ook was geweest. Maud was aan de overkant van de straat gaan lopen, iets verder van het huis vandaan. Toen ze er voorbijliep en opzij keek, zag ze dat er licht brandde binnen. Er stond een auto op de oprit die ze niet kende en ze had tot nu toe geen idee of haar ouders nog steeds de bewoners van het huis waren. Aan de auto op de oprit had ze ook niets, want Maud verwachtte niet dat haar ouders na vijftien jaar nog steeds dezelfde auto zouden hebben.
Ze was naar de volgende straat gelopen en de hoek omgegaan, waar de speeltuin die daar lag duidelijk wel vernieuwd was. Door de regen lag de speeltuin er maar verlaten bij. Maud besloot om om te keren en terug te gaan naar de bushalte. Aanbellen wilde ze niet. Wat kon ze verder nog doen?
Vanaf het moment dat ze de bocht om liep en het huis in de verte weer kon zien, hield ze het in de gaten. Toen ze de voordeur open zag gaan, schrok ze. Dat had ze niet verwacht. Wat ze ook niet had verwacht, was om haar moeder daar in de deuropening te zien staan. Het was haar echt. Ze was ouder geworden, maar het was echt haar moeder die daar stond. Maud kon het niet geloven en liep zo langzaam mogelijk, zonder dat het te opvallend was, aan de overkant over de stoep.
De schuurdeur werd geopend en een meisje kwam met haar fiets naar buiten toe. Met haar fiets aan de hand pakte het meisje iets van de vrouw in de deuropening aan en zei wat tegen haar. Wat ze precies zeiden, dat kon Maud niet horen. Het enige wat ze kon verstaan was ‘tot straks’, wat haar moeder tegen het meisje riep toen ze wegfietste.
Hoe oud zou het meisje zijn? Maud kon het niet goed inschatten omdat ze haar niet goed gezien had. Maar ze zou straks terugkomen… zou dat betekenen dat haar ouders na Mauds vertrek nog een baby hadden gekregen en dat ze een zusje had? Ze kon het zich eigenlijk niet voorstellen, maar daar leek het nu wel op.
Zonder nog om te kijken liep ze door naar de bushalte.